Zwavelgeur en kotsende Indonesiërs

10 juli 2015 - Bandar Lampung, Indonesië

Op woensdag zijn we op onderzoek uit gegaan in Bengkulu city. Na onze gefaalde actie om het enige hoogtepunt van de stad te bezoeken (Fort Malborough), omdat iedereen ons een andere kant uit wees, zijn we maar aan het shoppen geslagen. We zouden namelijk heel graag een Indonesische simkaart kopen om bereikbaar te zijn voor de aiesec leden in Indonesië en voor onze nieuw gemaakte vrienden (taxi chauffeurs; hotel receptionisten; etc).
Dat was echter nog niet zo makkelijk.. De mensen in de winkel spraken geen Engels en wij geen Indonesisch. Na twee uur daar gezeten te hebben waarbij we vergezeld werden door een Indonesische travestiet inclusief tamboerijn, die het nodig vond ons toch al lastig verlopende gesprek nog wat lastiger te maken, verlieten we de zaak met een simkaart. Daarbij een huwelijksaanzoek van Fredlie, die daar graag zijn vrouw voor zou willen verlaten (maar ook zijn jongere knappe broer nog in de aanbieding had).

Donderdagochtend om 9 uur stond Joshua met zijn busje voor het hotel om ons op te halen voor onze tweedaagse hike door het regenwoud. Samen met hem en Adi reden we door het heuvelachtige landschap van het binnenland van Sumatra naar Bukit Santiang, alwaar wij onze tocht te voet zouden voortzetten.
Na een hike van drie uur kwamen we aan bij de Hot springs die we een kwartier van tevoren al konden ruiken (de zwavel lucht, rotte eieren). Hier hebben we onze lunch genuttigd: nasi ayam (kip met rijst) en hebben we in een deel van de Hot spring onze eieren gekookt.
Na de versnaperingen gingen we weer op pad, ditmaal met accessoire, namelijk leeche socks (bloedzuiger sokken). Grote katoenen sokken die we over onze broeken heen moesten dragen om de bloedzuigers uit onze schoenen te houden. Ze zijn alleen maar verkrijgbaar in knal paars of knal blauw en reiken tot boven de knie, zeer charmant.
Voor het donker kwamen we aan bij de kleine waterval waar we ons kamp op zetten. We sliepen naast de waterval waar we 's avonds noedels aten uit een pakje en vanille thee dronken. Het koelde behoorlijk af. Na een aantal interessante gesprekken met Joshua en Adi, in het pikkedonker (slechts vuurvliegjes als licht), kropen wij de tent in.
Met het geluid van schreeuwende apen, knisperende insecten en de stromende waterval op de achtergrond, vielen we in slaap.
De nacht beviel ons niet bijster goed, de matjes waren dun en de nacht was koud en kort. Desondanks verlieten wij met goede moed de kleine waterval en gingen we er weer tegen aan. Ditmaal naar de grote waterval. Het pad was door de regen veranderd in een modderpoel en ons lopen leek eerder op twister, met alle hoogteverschillen en begroeiing. De klim van een uurtje was het echter helemaal waard, wat een natuurgeweld! We waren omgeven door een rots van 60 meter hoog vanwaar het water ons van boven tegemoet kwam. Een Maria koekje was hier wel op zijn plaats om even bij te komen.
Vanuit hier zijn we terug gelopen naar de thee plantages. Hoewel we erg ons best deden om door de bemodderde paden ons een weg te banen zijn we allemaal, inclusief onze twee gidsen, wel een keer onderuit gegaan.
Joshua heeft ons terug gebracht naar Bengkulu city (hotel vista).

Waar we volgens Nederlandse termen meneer Hatta (de receptionist van het Nala Sea Side Hotel) om half vijf zouden ontmoeten, werd dit naar Indonesisch gebruik acht uur.
Met zijn drieën reden we op één scooter de donkere avond en het drukke verkeer van bengkulu in. In het huis van mr Hatta werden we hartelijk ontvangen door zijn eerste vrouw en drie dochters die uitgebreid voor ons hadden gekookt. We moesten alles proeven en zijn ook wel vijf keer met hen op de foto gegaan in steeds andere opstellingen en samenstellingen.
Het was best wel wennen om ons aan te passen aan de Indonesische eetgewoonten en gebruiken. In Indonesië eet je bijvoorbeeld alleen met rechts en eet je nooit je hele bord leeg, dat laatste zou getuigen van nog steeds aanwezige honger.
Tegen tienen werden we door mr Hatta en zijn middelste dochter terug naar hotel vista gebracht waar we direct in slaap vielen.

De volgende dag zijn we met de bus, die zowaar wel op tijd vertrok (negen uur), naar Bandar Lampung gereden. Je zou denken dat zo'n 16 uur durende busreis saai is, maar de kotsende Indonesiërs en slechte wegen hielden ons wel wakker.
Van links naar rechts en van voor naar achter; het leek wel een Efteling attractie.
Om 1 uur 's nachts arriveerden we eindelijk in Bandar Lampung, waar we dachten direct door te kunnen naar ons hotel. Hier werden we echter opgevangen dolor een dronken (?) Indonesiër die amper Engels sprak. Hij heette Peno. Na een half uur wachten bracht hij ons eindelijk naar buiten, naar de taxi, waar een tweede lichtelijk dronken (?) kerel ons opwachtte. Met wel 15 kilometer per uur en licht geslinger over de weg zijn we godzijdank in het Harion hotel aangekomen.
Dit was een heerlijk hotel met werkende douche en zachte bedden. Dit was een hemel in vergelijking met de nachten daarvoor.

Selamat Malam, goede nacht!

Foto’s